3de stuks van het begin van mijn boekje: Alfons
De zoldering van zijn hut kraakte. Hij wist dat door de vele sneeuw zijn dak zou instorten. Het was al eens gebeurd, jaren terug, toen hij nog in zijn huisje woonde, aan de straatkant en zijn hutje de slaapplaats van Herman, Tania en de andere geiten was. De zoldering had het toen ook begeven. Eén schaap had hij moeten slachten wegens te erg toegetakeld. Hij herinnerde zich Marie die vrolijk fluitend de schapen en geiten kwam voederen, elke morgen opnieuw. Alles weg, bijna alles. De dominee was al een week niet langsgekomen, te veel sneeuw, ijs en kou waarschijnlijk om met zijn fiets zo ver te geraken. Die bracht hem altijd wat eten en koffie, en gaf hem al eens een boek van Brusselmans te lezen, uit de dorpsbibliotheek. Het laatste werk dat hij las, al een half jaar geleden, was 'Het spook van Toetegaai'. Marie las ook graag Brusselmans. Een goeie gast is die dominee. Weer kraakte het dak, te veel sneeuw, maar te koud om het stapelend witte goedje van het krakkemikkig dak te halen. Het ontbrak hem aan macht, energie en zin. Zin in wat? Stilletjes doodgaan. Herman en Tania waren het al, Marie ook al lang, nu was het aan hem om afscheid te nemen, van wie dan? Fons, jongen toch, ge moet u herpakken klonk het. Hij keek om en zag weer Herman met zijn lang haar op de achterflap van zijn enige eigendom 'De Kus in de Nacht', eigenlijk nog maar driekwart literair bezit, vanaf bladzijde 127 tot het einde, pagina 614. Herman had er lang aan geschreven, hoe eindigde dit boek? Hij wist het vanbuiten, van al die keren herlezen, het ging zo...'Daar was Phoebe. J,o,e,p,i,e.' Einde. Waarom Brusselmans al die komma's in joepie plaatste begreep hij niet. Hij had het de dominee gevraagd, die wist het ook niet, en Marie? Die las geen boeken van 600 bladzijden, te lang naar haar smaak. Bij Marie moest het vooruit gaan en rap uit zijn, zoals haar leven. |